Oordopjes uit: hoor wat u nog niet wist

Ruud Koolen
3 februari 2017

Het is nu eenmaal zo:
van datgene wat je al weet, wordt niemand wijzer.

Oordoppen in en nooit meer uit. De neiging tot zelfbescherming tegen de kakofonie en intimidaties in het politiek-maatschappelijk debat is groot. Wie wil zich nog in maximaal 140 tekens laten bedreigen of uitschelden voor rotte vis? Of zich laten bekeren tot de zwart-wit schema’s van aspirant-volksvertegenwoordigers?

Wat een verademing is het om genuanceerde en doorleefde verhalen te horen, zien of lezen. Dat kan op feiten gebaseerde fictie zijn zoals De Verdovers van Anna Enquist. Of werk van Adelheid Roosen over haar dementerende en later overleden moeder. Nooit heeft een boek me zo aangegrepen als Tonio, waarin schrijver A.F.Th. van der Heijden en zijn vrouw na uren leven tussen hoop en vrees in rauwe rouw verder leven na het verongelukken van hun zoon. Veelkleurig is de participerende observatie van wetenschapper Anne Mei The in een Amsterdams verpleeghuis, geboekstaafd als In de wachtkamer van de dood. Dan hebben we het nog niet gehad over Pogingen om iets van het leven te maken door Hendrik Groen, een anarchistische grapjas in het verzorgingshuis of de ‘Ma’-columns van Hugo Borst.

In de wachtkamer van de dood verkent The het vraagstuk van de ouderenzorg het diepst. “Het gaat over dementerende ouderen in een verkleurende samenleving”, lees ik terug op haar website. “Nederland telt 250.000 dementerenden en hun aantal neemt toe. Ooit treft wellicht onze ouders, onze geliefden en onszelf dit lot.” De auteur werkte als onderzoeker twee jaar mee in een verpleeghuis. Daar tekende zij de belevenissen op van de demente bewoners en hun familie, van de verzorgenden, de artsen en de managers. “Zij onthult wat meestal verborgen blijft: De cultuurkloof tussen de witte bewoners en de gekleurde verzorgenden die hun rituelen, armoede en problemen meenemen naar het werk. De schaarste op de verpleegafdeling en de overdaad in de directieburelen. De gesprekken die voorafgaan aan een sterfbed en die ertoe kunnen leiden dat de artsen afzien van een levensverlengende behandeling. De communicatieproblemen die soms ontstaan met de familie. De spanningen, agressie en seks op de afdeling. Maar ook de hilarische taferelen die dementerenden in hun relatief goede jaren veroorzaken.”

Zwaar onder de indruk van het boek sprak ik erover met mijn schoonzus, verpleeghuisarts in het oosten van het land. Bijvoorbeeld over hoe menig verzorgende van Afrikaanse afkomst er twee banen op na moeten houden om rond te komen, onderwijl als alleenstaande moeder haar kinderen per telefoon opvoedend. De reactie van schoonzus was ontnuchterend: in Lochem en omgeving komt ze geen Ghanezen en Surinamers tegen, wel wat Turken. In haar regio ziet diversiteit er totaal anders uit dan in de Randstad. Dubbele vergrijzing, kostenstijgingen en kwaliteit hebben er een andere impact.

 

Uniforme aansturing en organisatie van de zorg vanuit de bestuurskamer is een recept voor mislukking. Ik zie nogal wat bestuurders naar hun gereedschapskist grijpen en daar de oude sleutels uithalen. Maar die passen niet meer. Het is nu eenmaal zo: van datgene wat je al weet, wordt niemand wijzer. Mijn oproep aan bestuurders is om te praten met en vooral te luisteren naar mensen die ze nog niet hebben gesproken. Dat levert nieuwe inzichten op: originaliteit, creativiteit en samenwerking. Hoe groot de verleiding ook is om oordoppen te dragen: doe ze uit zodra de stem van compassie klinkt.

 

Ruud Koolen, uitgever